5. Themarapporten

Dit hoofdstuk gaat dieper in op drie aspecten die essentieel zijn voor LUCA.

Ten eerste is er de doorgedreven ontwikkeling van diepgaand artistiek onderzoek, in combinatie met een onderwijsvisie die veel breder gaat dan artistieke vorming in enge zin. Ten tweede hebben we aandacht voor de duidelijk aanwezige decentrale dynamiek, en het balanceren tussen initiatief van onderuit en sturing van bovenaf. Ten derde is er het personeelsbeleid, dat de afgelopen jaren steeds beter ontwikkeld werd, in de overtuiging dat de expertise, het talent en de inzet van mensen de kern zijn van het succes van een School of Arts.

  1. Opleiden in de breedte, onderzoeken in de diepte
  2. Lokaal georganiseerd, globaal georiënteerd
  3. Mensenwerk, werken aan mensen en hun werkomgeving

5.1 Opleiden in de breedte, onderzoeken in de diepte

De academisering van het hoger kunstonderwijs in Vlaanderen loopt al meer dan twintig jaar. Net zoals de andere hogeschoolopleidingen van het ‘lange type’ kregen de academische bachelor- en masteropleidingen in de kunsten met de Bolognahervorming een onderzoeksbasis. Daarbij ontstond het artistiek onderzoek als relatief nieuw onderzoeksdomein. Er volgde een proces van zelfdefiniëring waarna de eerste doctoraten in de kunsten werden uitgereikt. Intussen bieden de ‘Florence principles on the doctorate in the arts’ (2016) en de ‘Vienna declaration on artistic research’ (2020) houvast en verschuiven de existentiële discussies over het ‘hoe en wat van artistiek onderzoek’ naar de achterhoede.

Brondocumenten

5.1.1 Artistiek onderzoek op kruissnelheid

Van bij de start hebben de kunstopleidingen binnen de Leuvense associatie, met KU Leuven als trekker, de academisering omarmd en het artistiek onderzoek stevig uitgebouwd. Sinds 2006 zijn meer dan 50 doctoraten in de kunsten succesvol verdedigd. Zo’n 100 doctorandi zijn momenteel aan de slag. Binnen LUCA zijn bijna 150 bezoldigde onderzoekers actief in vier onderzoekseenheden (één per stad). De lesopdrachten die zij opnemen garanderen mee de onderzoeksmatige onderbouwing van het onderwijs. Hun aandeel groeit, mede onder impuls van streefcijfers die LUCA-breed zijn vastgelegd in een “ideale” “mix” van profielen voor de academische opleidingen (met name dat de helft van de bestaffing op termijn zou bestaan uit onderzoekers, vaste betrekkingen en tijdelijke mandaten samengeteld). De specifieke plaats die het onderzoek en de onderzoekers in de kunsten innemen is eveneens zichtbaar in de bijzondere statuten die ontwikkeld werden tussen LUCA en KU Leuven, reeds voor er sprake was van structurele samenwerking en de oprichting van een faculteit.

De initiële bezorgdheid dat de academisering een bedreiging zou vormen voor de eigenheid van het kunstonderwijs is verdwenen, mede dankzij de constructieve profilering en de effectieve output van artistiek onderzoek. Niettemin vergt de beleidskeuze om middelen ook effectief in te zetten voor onderzoek, zeker binnen een context van schaarste, de nodige onderbouwing. Een positieve vaststelling is dat investeren in onderzoek ook een return begint op te leveren: we halen externe financiële middelen binnen, die vaak competitief verworven worden en op hun beurt mee de onderwijscapaciteit versterken.

De oprichting van een geassocieerde Faculteit Kunsten binnen de groep Humane Wetenschappen van de KU Leuven verankerde in 2020 definitief een academische ruimte voor artistiek onderzoek binnen de universiteit. Die faculteit is nu bevoegd voor de doctoraten. Onderzoekers van LUCA zijn aan die faculteit verbonden via bijzondere statuten (statuten die de oprichting van de faculteit voorafgaan), die hen toegang geven tot bepaalde competitieve fondsen en het promotorschap van doctoraten. Voor de toekenning van die statuten is binnen de faculteit een eigen bijzondere beoordelingscommissie opgericht.

De ‘dubbelruimte’ die ontstaat door de combinatie van een School of Arts (hogeschool) en een faculteit (universiteit) is het gevolg van de politieke keuze uit 2012 om de kunstopleidingen, in tegenstelling tot de andere academische hogeschoolopleidingen niet te integreren in de universiteiten. LUCA en KU Leuven hadden zelf wél de integratie voor ogen. Anderzijds zijn beide partners de afgelopen tien jaar de decretale ambiguïteit gaan omarmen. Deze maakt immers dat professionele en de academische kunstopleidingen binnen één instelling blijven (een unicum in het Vlaamse hogeronderwijslandschap), en dat de kunsten ondanks alles toch steeds een aparte positie zullen innemen (zowel binnen het hogescholenlandschap als binnen de universiteit). De huidige constructie werkt en laat LUCA en KU Leuven toe om de vervlechting op eigen initiatief verder te zetten. Het is wel belangrijk om in hoofde van betrokken personeelsleden (onderzoekers) de dubbelruimte maximaal als één organisch geheel te laten aanvoelen.

De verwezenlijkingen binnen onderzoek maken dat collega’s (onderzoeker of niet), studenten en het werkveld LUCA steeds meer ervaren als een School of Arts die niet enkel opleidingen aanbiedt. Onderzoek in de kunsten is een pijler geworden die volwaardig naast onderwijs staat, en die dat onderwijs ook positief beïnvloedt (waar het ooit startte als nevenproduct van academisch hoger onderwijs). In een bevraging rond de leerlijn onderzoek & reflectie geven studenten aan dat zij de aandacht voor onderzoek ook ervaren als nuttige bagage voor hun verdere loopbaan.

5.1.2 Hoger kunstonderwijs als brede vorming

Onderzoek & reflectie is slechts één van de vier LUCA-brede leerlijnen die sinds 2018 werden ingevoerd en die domeinspecifieke leerresultaten (DLR) van de opleidingen clusteren. De andere zijn creatie & realisatie, communicatie & ondernemingszin, en maatschappij & engagement. Samen geven zij uiting aan de onderwijsvisie dat LUCA studenten breed wil opleiden. Ondanks hun artistieke focus en hun substantiële ‘métier-component’ zijn kunstopleidingen immers geen nicheopleidingen. Afgestudeerden kunnen met hun bachelor- of masterdiploma terecht in een veel breder werkveld dan louter dat van hun kunstdiscipline in enge zin. LUCA heeft overigens een veel breder opleidingsportfolio dan enkel traditionele kunstopleidingen, met bijvoorbeeld veel aandacht voor design en technologie (productdesign, game design, media- en informatiedesign…), of voor artistieke praktijken in relatie tot pedagogische of therapeutische doeleinden (educatieve opleidingen, muziekpedagogie, muziektherapie…).

De leerlijnen werden uitgerold tijdens een curriculumhervorming van de academische opleidingen, die de inhoudelijke LUCA-brede visie zichtbaar maakte in de praktijk. Concreet gebeurde dat met een gemeenschappelijke basisstructuur voor alle curricula. Die basisstructuur heeft vier clusters die variëren in volume over de verschillende opleidingsfasen. Er is (1) een cluster van opleidingseigen domeinvakken (de ‘métier-vakken’, ateliers, bachelor- en masterproeven…), (2) een cluster van algemeen vormende vakken waarvoor de competenties LUCA-breed werden vastgelegd (historisch perspectief, onderzoeksgerichtheid …), (3) een cluster met campusprofilerende vakken, en (4) ruimte voor keuzeonderdelen (vanaf de tweede bachelorfase en groeiend naar de master toe). Studenten staan dus mee aan het roer van hun eigen opleidingstraject. We geven hen het vertrouwen om de uitgestippelde opleidingsroute te personaliseren. In de masteropleidingen is een LUCA-breed keuzeaanbod ontwikkeld. Studenten kunnen intekenen voor vakken uit alle opleidingen, op alle campussen, en ook voor vakken van KU Leuven. Het LUCA-aanbod wordt daarenboven ook door studenten van KU Leuven opgepikt.

De curriculumhervorming en haar basisstructuur stimuleert eveneens samenwerking tussen opleidingen. De aanwezigheid van verschillende kunstdomeinen binnen LUCA is daarbij een troef die allerlei vormen van interdisciplinariteit in de hand werkt. De unieke positie van grootste en breedste School of Arts in Vlaanderen stelt LUCA in staat een dergelijk breed en gevarieerd opleidingsaanbod aan studenten te bieden.

De implementatie van de curriculumhervorming (per opleidingsfase ingevoerd tussen 2018 en 2022 en dus deels tijdens de coronapandemie) vroeg veel energie en aandacht van de opleidingen. Vandaag zijn we toe aan een evaluatie over de wel en niet gerealiseerde doelen om, samen met de evolutie naar één.LUCA, de komende jaren verder te optimaliseren. Uit KOPERA-rapporten en focusgesprekken blijkt dat het potentieel van samenwerken en personaliseren nog groter is dan wat vandaag benut wordt.

Docenten en studenten geven aan dat de waaier aan kunstdisciplines en de mogelijkheid om je eigen parcours samen te stellen een meerwaarde is voor LUCA-studenten. Het blijkt echter niet eenvoudig om in het grote aanbod aan opleidingsonderdelen een keuze te maken. Vaker dan we zouden willen zijn er praktische bezwaren, zoals de mobiliteit tussen campussen en de afstemming van uurroosters. Planners en docenten spannen zich ieder jaar in om deze drempels verder weg te werken. De oprichting van een LUCA-brede POC voor alle masteropleidingen zal hier in de toekomst verder toe bijdragen.

Op bachelorniveau beoogt de geplande herindeling van de POC’s in één.LUCA het wegwerken van schotten tussen de professionele en academische opleidingen. Hoewel de gerichtheid van de opleidingen van LUCA op zich niet ter discussie staat, voelt het Vlaamse onderscheid tussen professioneel en academisch voor kunstopleidingen soms artificieel aan. Een artistieke opleiding is altijd abstract én concreet, conceptueel én technisch. Binnen een project van het voorsprongfonds hebben docenten in 2022 en 2023 teams gevormd rond acht inhouden met als doel om gezamenlijke opleidingsonderdelen te ontwikkelen. Die kunnen gedeeld worden tussen academische en professionele opleidingen, of ook tussen artistieke en niet-artistieke opleidingen (het project heeft ook de faculteit Letteren van KU Leuven als partner). De meeste betrokken docenten blijken vragende partij om deze samenwerking verder te zetten.

5.2 Lokaal georganiseerd, globaal georiënteerd

LUCA wordt in belangrijke mate gekenmerkt door een decentrale dynamiek. Die heeft een historische oorsprong (met name het fusieverleden), een geografische realiteit (het multicampusgegeven), en een inhoudelijke logica (kunstopleidingen zijn doorgaans kleinschalig en specifiek – waardoor ook relatief grote opleidingen de facto bestaan uit deeltrajecten met een grote eigenheid en zelfstandigheid). Ruimte blijven geven aan subsidiariteit en autonomie is een positieve beleidskeuze, vanuit de vaststelling dat lokaal initiatief, gevoed door lokale expertise, leidt tot resultaten.

5.2.1 Opleidingen genieten autonomie

Studentenaantallen zijn gestegen door opleidingsvarianten complementair naast elkaar te behouden, op verschillende campussen, met verschillende curricula en klemtonen, en een verschillende bestaffing. De curriculumhervorming in de academische opleidingen (zie 5.1) was een stroomlijning van schema’s eerder dan van inhouden, laat staan een knippen en plakken in het opleidingsportfolio (de codex hoger onderwijs laat LUCA overigens niet toe om autonoom te bepalen waar welke opleidingen aangeboden worden). Veeleer dan centrale sturing, lijkt het faciliteren en stimuleren van overleg gunstig voor de kwaliteit, de creativiteit en de interdisciplinariteit van curricula. Dit blijkt uit de toename in opleidingsonderdelen en docenten die over opleidingen en campussen gedeeld worden, zonder dat LUCA hier strikte richtlijnen of doelstellingen over opstelde.

Een uitzonderlijke situatie ontstond toen het leven in maart 2020 van de ene dag op de andere omsloeg en de pandemie ook LUCA verplichtte om fysiek onderwijs te vervangen door digitaal onderwijs. Deze gedwongen, bruuske overgang vereiste wél een centrale sturing, in combinatie met een stevige lokale ondersteuning. Hoewel het bijzonder onwennig aanvoelde, lijkt LUCA er toch in geslaagd om hoger kunstonderwijs te blijven organiseren, in allesbehalve ideale omstandigheden.

De centrale sturing is ook vrij snel terug gelost, waardoor nog tijdens de pandemie de lokale verantwoordelijkheid van opleidingen en campussen grotendeels werd hersteld. Dat gebeurde overigens in co-creatie met de hele gemeenschap, via een online forum waarop, in de schoot van de academische raad, de krijtlijnen van de corona-planning van het academiejaar 2020-2021 werden uitgetekend. Ook hielden verschillende diensten tijdens de pandemie de vinger aan de pols door studenten en docenten actief te bevragen.

Een ander aspect van de pandemie is ten slotte de manier waarop LUCA invloed heeft uitgeoefend op het maatschappelijke debat, met publieke stellingnames over de irrationele onmogelijkheid om aan kunst en cultuur te doen en kunstopleidingen te organiseren (het afkondigen van ‘code zwart’ in november 2020) of de al even irrationele voorstellen om voor het onderwijs in Brussel andere richtlijnen te hanteren dan in de rest van Vlaanderen.

5.2.2 Onderzoek groeit dankzij academisch ondernemerschap

De toename van onderzoeksactiviteiten is te danken aan onderzoekers die individueel of gezamenlijk projecten uitschrijven, aanvragen en binnenhalen. Deze vorm van academisch ondernemerschap (inclusief de competitie die erbij hoort) is ingeburgerd binnen universiteiten, waardoor de geassocieerde Faculteit Kunsten zich op dat vlak ook niet echt onderscheidt van andere faculteiten. Net zoals voor het succes op het vlak van onderwijs, komt het succes op onderzoeksvlak dus ook grotendeels van onderuit.

Uit analyses blijkt dat artistiek onderzoekers dankbaar gebruik maken van de ondersteuning bij projectaanvragen die zowel binnen LUCA als binnen de groep Humane Wetenschappen bestaat. Tegenover het risico dat de academische ‘ratrace’ (te wijten aan een ontsporende onderzoeksconcurrentie binnen een context van schaarse middelen) het onderzoeksklimaat binnen de kunsten onder druk zou zetten, staat de vaststelling dat artistiek onderzoekers zelf enthousiast zijn over de integriteit van hun ‘concullega’s’. Ze zijn verder niet geneigd om ongeoorloofde praktijken toe te passen, en hebben een grote openheid ervaren om ideeën te delen (steekproef ‘Perceptions of Research Integrity Culture’ 2023).

De individuele vrijheid (en gretigheid) om projecten aan te vragen heeft – sneller dan verwacht – geleid tot de toekenning van enkele grote initiatieven, die het niveau van individuele onderzoekers overstijgen en impact hebben op de hele organisatie. Het gaat om Europese financiering voor internationale samenwerkingsverbanden in de vorm van Erasmus Mundus Joint Masters (LUCA evolueerde op enkele jaren van één naar drie trajecten), de ‘knowledge alliance’ FAST45 (zie 3.1.3), en het ‘European University initiative’ FilmEU (in 2023 verlengd en uitgebreid tot FilmEU+).

LUCA kan niet pretenderen dat deze grote projecten stuk voor stuk strategisch gepland waren. Ze komen voort uit het enthousiasme en de werkkracht van enkelen. Niettemin sluiten de projecten duidelijk aan op de ambities van LUCA en ze hebben zich dan ook ingenesteld in het beleid en de organisatie. Op het niveau van opleidingen, onderzoekseenheden en diensten was de concrete inbedding soms niet evident, wat enige pragmatiek vergde om de bestaande planning en het project te verzoenen.

Om beter te kunnen anticiperen worden projecten voortaan al tijdens de conceptfase onder de aandacht van het directiecomité gebracht, en niet pas bij de formele aanvraag of goedkeuring. Afstemming vooraf en opvolging nadien werden al opgevangen door het ‘handboek projecten’ dat de bevoegde dienst opstelde in 2022. Door een verdere evolutie van inventarisatie naar portfoliomanagement kunnen grote (en kleine) projecten in de toekomst op een meer strategische manier worden ingezet, zonder dat het lokale ondernemerschap aan kracht hoeft in te boeten.

5.2.3 Ondersteuning gebeurt LUCA-breed

Op het vlak van de bedrijfsvoering is er al heel wat gecentraliseerd. Na de fusie werden LUCA-brede diensten opgericht die de lokale (vaak zeer kleinschalige) diensten hebben vervangen (één dienst Financiën & HR, één dienst Communicatie…). Een recente stap in die richting gebeurde binnen de werkplaatsen, die tot 2021 ondergebracht waren in de opleidingen, en van daaruit samenvloeiden binnen de LUCA-brede Werkplaatsen & Uitleendiensten.

Werkplaatsmedewerkers worden nu aangestuurd door het diensthoofd in de plaats van de opleidingshoofden, wat aanleiding gaf tot synergie en expertisedeling, en het besef versterkte dat de werkplaatsen en uitleendiensten óók openstaan voor onderzoekers, en in toenemende mate ook voor externen. Een werkplaatscommissie faciliteert de dialoog met de gebruikers en komt tot LUCA-brede afspraken. Naast vertegenwoordigers uit onderwijs en onderzoek en uit verschillende werkplaatsen en uitleendiensten, is er ook een vertegenwoordiging van de faculteit Architectuur van KU Leuven, die intensief gebruik maakt van de faciliteiten in Gent en in Brussel.

Aangezien werkplaatsmedewerkers niet werden ge-her-lokaliseerd, bleef de korte lijn met de opleidingen op de werkvloer als voorheen, na een gebruikelijke periode van wennen aan de nieuwe centrale aansturing en budgetbeheer. Expertise-uitwisseling tussen gelijkaardige werkplaatsen op verschillende campussen werd zichtbaar versterkt en pieken of afwezigheden kunnen makkelijker worden opgevangen. Aangezien werkplaatsen intensief gebruikmaken van ruimtes en IT, heeft de bundeling ook als meerwaarde dat het gesprek met de betrokken diensten vlotter verloopt. Ten slotte geeft de eenmaking een overzicht dat ook blinde vlekken toont, die dan geconcerteerd kunnen worden ingevuld. Zo werd recent een nieuw werkplaatsdomein Sound & Stage opgericht voor de technische ondersteuning van de diverse speelzalen op campus Lemmens.

De Werkplaatsen & Uitleendiensten zijn actoren bij uitstek omtrent de strategische doelstelling om de infrastructuur open te stellen voor externen. Naast een gedeeld enthousiasme voor het idee ontdekken zij ook de praktische exploitatie-issues, bijvoorbeeld op het vlak van beschikbaarheid, veiligheid, prijszetting… Zij zullen antwoorden moeten helpen vinden op deze uitdagingen om in 2027 effectief te kunnen komen tot een meer opengestelde infrastructuur.

5.2.4 De artistieke community voedt de grondhouding

Gelet op de huidige globale uitdagingen behoort aandacht voor duurzaamheid en diversiteit logischerwijze tot de grondhouding van LUCA. Kunstenaars (in spe) bevinden zich immers sowieso in de maatschappelijke voorhoede (letterlijk ‘avant-garde’), gevoed door idealisme en door verontwaardiging. Toen de klimaatmarsen op een boogscheut van de Brusselse campus vertrokken, was het dan ook geen toeval dat artistiek werk van een LUCA-student de klimaatproblematiek binnenbracht in de stationshal waar de demonstranten verzamelden.

In diezelfde periode ontstond de werkgroep Duurzaamheid, een groep vrijwillige collega’s die acties rond duurzaamheid realiseren, ondersteunen en op de agenda zetten. Zo werken ze mee aan voorstellen voor een duurzamer cateringaanbod, geven ze een duurzame dimensie aan het anti-rookbeleid en zoeken ze oplossingen voor afvalverwerking op de campussen. Op het vlak van diversiteit namen studenten dan weer het voortouw om genderneutrale toiletten te voorzien, en een bloeiende queer-community op te zetten op sociale media.

Het engagement van onderuit is ontegensprekelijk een troef. LUCA streeft continue naar een balans tussen dit engagement en de verwachtingen die daarrond leven vanuit de community ten aanzien van de organisatie. We stellen eveneens vast dat de bewogenheid om over globale uitdagingen te debatteren daarom nog niet uitmondt in lokale, pertinente acties. Zo hebben studenten en collega’s over beide thema’s grote verwachtingen naar het beleid toe, bijvoorbeeld inzake duurzame bedrijfsvoering op vlak van energie (isolatie, zonnepanelen…) of een grotere diversiteit in de personeels- en studentenpopulatie, maar zien we tegelijk dat slechts in een handvol opleidingsonderdelen duurzaamheidscompetenties aan bod komen en dat jury’s en werkgroepen nauwelijks diverser dan voordien worden samengesteld, of dat het toekennen van faciliteiten aan neurodiverse studenten op ongenoegen blijft stoten. Het voortouw dat een steeds groeiende groep mensen neemt, mag dus niet de indruk wekken dat er een algemene gedragenheid is.

Op het vlak van duurzaamheid organiseerde LUCA twee edities van Green Impact: een “vrolijke wedstrijd tussen impact teams op de campussen”. Verschillende groepen collega’s kwamen zo tot tastbare acties op het vlak van duurzaamheid. Tegelijkertijd bleef de scope van beide edities eerder beperkt, en verkent LUCA andere manieren om duurzaamheid breder te doen leven.

5.3 Mensenwerk, werken aan mensen en hun werkomgeving

De kerntaken van LUCA zijn stuk voor stuk mensenwerk. Een state of the art infrastructuur en een adequate uitrusting zijn weliswaar belangrijk, maar artistiek onderwijs en onderzoek gebeuren voor en door mensen. Dit ‘human capital’ vergt terecht veel aandacht: een personeelskorps vraagt een zorgvuldige ‘opbouw’ en ‘onderhoud’. Iedere aanwerving, ieder moment van professionalisering, iedere loopbaanstap is een kostbare investering.

Brondocumenten

5.3.1 Een ‘great place to work’

Collega’s werken doorgaans graag voor LUCA, en zelfs binnen een krapper wordende arbeidsmarkt blijkt de interesse voor vacatures binnen een School of Arts groot. Tijdens focusgesprekken gaven personeelsleden aan dat ze zich gewaardeerd weten door hun directe collega’s en via het informele en rechtstreekse contact met hun leidinggevenden. De meest recente welzijnsenquête (2020) wees uit dat LUCA over troeven beschikt op het vlak van arbeidsinhoud (beslissingsruimte, vaardigheidsbenutting en leermogelijkheden) en arbeidsorganisatie (inspraak en procedures). De resultaten toonden echter ook een blijfintentie die lager ligt dan het Vlaamse gemiddelde (hoewel het aantal personeelsleden dat zelf ontslag neemt niet hoger ligt), en aspecten als stress en burnoutrisico die hoger liggen dan het Vlaamse gemiddelde. Oplossingen lijken te liggen in de arbeidsorganisatie (communicatie, structuur, rolduidelijkheid en bereikbaarheidsdruk) en in de arbeidsvoorwaarden (leerklimaat en jobzekerheid, werkmiddelen).

LUCA heeft de afgelopen jaren een eigen personeelsbeleid op de rails gezet. Binnen de ondersteunende dienst is de focus op payroll, administratie en juridische aspecten aangevuld met meer mensgerichte facetten van HR. Vier HR-partners begeleiden in nauw overleg met de leidinggevenden de instroom, doorstroom en uitstroom van medewerkers. Er kwam ook ruimte voor professionaliserings- en reïntegratiebeleid en sinds 2023 heeft LUCA een afsprakenkader voor Telewerk en Deconnectie dat ruimte geeft aan medewerkers om hun werktijd, werkplek en bereikbaarheid zelf te bepalen met oog voor een goede balans tussen de noden van hun rol en de eigen noden.

Onder de noemer ‘great place to work’ zet LUCA in op tal van zaken, met aandacht voor heldere kaders, het stimuleren van talentontwikkeling en ondernemerschap en het delen van ‘werkgeluk’ (successen vieren, professionele ontwikkeling, een rubriek in de nieuwsbrief LUCA.kort…). Ook beschikt elke campus over een beperkt budget om, los van de overkoepelende investeringscommissies, snel lokale aanpassingen te realiseren om de werkomgeving te verbeteren (denk aan een koffieplek of buitenmeubilair).

Het label ‘great place to work’ is een vertrouwd begrip in het verbeteren van de organisatiecultuur. LUCA ambieert om het label in de toekomst ook echt te behalen, maar vindt de weg ernaar toe minstens even belangrijk als het certificaat.

5.3.2 Duurzaam bouwen aan een excellente bestaffing

Het hogeschoolonderhandelingscomité sloot de afgelopen jaren enkele belangrijke protocollen af. Een LUCA-brede prestatieregeling (2017) objectiveerde en verduidelijkte de verwachtingen ten aanzien van het onderwijzend personeel. Een functionerings- en evaluatiecyclus (2019) biedt het kader voor werkafspraken, feedback en bijsturing. Met het benoemingsreglement (2020) worden vaste benoemingen voortaan toegekend op basis van een portfolio dat medewerkers indienen, en dat hun brede inzetbaarheid binnen een veranderend hoger onderwijs bewijst. Het loonbeleid (2021) biedt ten slotte meer rolduidelijkheid, objectiviteit en loopbaanperspectief aan administratief en technisch personeel. Onderhandelingen die nog moeten volgen betreffen een algemeen aanwervingsreglement (met daarin ook aandacht voor het specifieke statuut van gastdocenten) en een bevorderingsbeleid voor onderwijzend personeel.

Binnen het aanwervingsbeleid adopteerde LUCA voor de zoektocht naar nieuwe collega’s met een sleutelrol in onderwijs en onderzoek de systematiek van ‘profielvacatures’, geïnspireerd op hoe KU Leuven professoren aanwerft. De essentie is dat een vaste groep van senior experten waakt over de kwaliteit en billijkheid van vacatures en selectieprocessen, en vooral dat aanwervingen bijdragen tot de instellingsbrede ambities, op het vlak van onderwijs en onderzoek. Daarnaast is er aandacht voor sociale en educatieve vaardigheden als kerncompetenties (conform een van de strategische doelstellingen uit het beleidsplan 2021-2027). Voor profielen met enkel een onderwijsopdracht is hiervoor binnen LUCA een adviescommissie aan de slag, voor profielen met tevens een onderzoeksopdracht (en dus een bijzonder statuut binnen de geassocieerde Faculteit Kunsten) is er binnen KU Leuven een bijzondere beoordelingscommissie met leden uit zowel de School of Arts als de universiteit.

Het verankeren van deze kaders en processen heeft aanzienlijk wat beleidskracht gevergd, maar ook effectief geleid tot vacatures gericht op breder inzetbare profielen, en een diversere instroom. Waar vroeger nogal eens een kopie werd gezocht van een vertrekkende collega, is vandaag iedere profielvacature voorwerp van een inhoudelijk en toekomstgericht debat, over campussen en disciplines heen. In de wetenschap dat duurzame aanstellingen engagementen betreffen voor de lange termijn (van een hele carrière), valt het belang van deze zorgvuldigheid moeilijk te overschatten, noch voor de betrokken individuen noch voor LUCA.

Leidinggevenden hebben hun autonomie op dat vlak moeten leren loslaten, en de meerwaarde van ‘checks and balances’ moeten omarmen. Gedurende de eerste jaren voelden de procedures voor bepaalde vacatures soms onnodig zwaar aan, deels omdat diezelfde weg gevolgd moest worden voor regularisaties uit het verleden (het omzetten van aanwervingen in minder duurzame contracten naar statutaire ambten). LUCA stuurde de eigen processen intussen bij en bouwde routine op. Bovendien zijn er decretale aanpassingen op komst die bepaalde procedures zouden moeten verlichten.

5.3.3 Stimuleren van leren

Zowel binnen de strategische doelstellingen als het KOPERA-kwaliteitskenmerk ‘inspirerend onderwijzend personeel’ trekt LUCA de kaart van ‘lerende organisatie’. Niet alleen van studenten, maar ook van personeelsleden wordt verwacht dat ze zich blijven ontplooien en ontwikkelen via professionalisering.

Een belangrijke hefboom is LUCA.stimuLEERt. Net zoals LUCA.breakout betreft het een laagdrempelig kanaal waar individuele personeelsleden ondersteuning kunnen verkrijgen voor hun vormingsnoden. Iedere vorm van professionalisering kan worden aangevraagd: alleen of in groep, online of offline, met of zonder externe trainer, en ongeacht de duurtijd. Sinds de oprichting in 2021 maakten ongeveer 450 personeelsleden gebruik van LUCA.stimuLEERt, goed voor een financiering van bottom-up professionalisering van bijna 150.000 euro.

De keuze om de professionaliseringsmiddelen centraal te beheren is een bewuste keuze die gemaakt is toen tijdens de beleids- en budgetcommissies bleek dat individuele entiteiten het afgesproken streefcijfer niet haalden om van het werkingsbudget van 3% à 5% aan professionalisering te besteden.

Top-down organiseert LUCA zelf professionalisering. Onder de noemer ‘ME(e)T LUCA’ zijn verschillende vormen van intern georganiseerde vormingen gebundeld, gaande van digitale middagsessies (MEETLab LUCA) tot meer uitgebreide vormingen, onthaaldagen voor nieuwe personeelsleden, en de jaarlijkse ‘MEGA ME(e)T LUCA’: een hele dag met meerdere parallelsessies over allerlei onderwerpen. Bovendien verzamelt en verspreidt ME(e)T LUCA best practices, tips & tricks en opnames van vorige sessies op een online platform dat openstaat voor alle personeelsleden.

Het afgelopen jaar ontwikkelde LUCA vormingstrajecten voor leidinggevenden en voor docenten. Het vormingstraject voor leidinggevenden is specifiek ontwikkeld op maat van LUCA, in samenwerking met externe begeleiders, en bestond uit zeven modules, opgebouwd rond drie bouwstenen (‘ik als leidinggevende’, ‘ik en mijn team’, en ‘ik en de organisatie’). Vijfentwintig leidinggevenden volgende dit meerdaags programma in 2022-2023.

Voor docenten kwam er met middelen van het voorsprongfonds een ‘digitaal onderwijsrijbewijs’. Het betreft een modulaire, online cursus over zowel de basis- als expertfuncties van digitale tools en concepten. Bij de start van het academiejaar 2023-2024 zal een eerste groep van meer dan 100 docenten deze cursus hebben doorlopen.

De samenwerking binnen de Associatie KU Leuven biedt een bijkomende laag in het professionaliseringsaanbod. Zo is het digitaal onderwijsrijbewijs een opstap naar het associatiebrede certificaat onderwijskundige bekwaamheid, ontwikkelden de partners een opleiding rond identiteit voor leidinggevenden, staan allerlei vormingen binnen KU Leuven open voor LUCA-personeel (bijvoorbeeld praktische ICT-opleidingen en vorming gericht op onderzoekers), en werd recent nog een project gelanceerd waarbij collega’s binnen de associatie via ‘job-shadowing’ elkaars expertise kunnen oppikken. Ten slotte hebben alle personeelsleden toegang tot Linkedin-Learning, een online cursusbibliotheek. En zoals reeds aangegeven is het via LUCA.stimuLEERt de mogelijk om in te tekenen op eender welk extern vormingsaanbod.

ME(e)T LUCA en LUCA.stimuLEERt zijn begrippen geworden binnen de organisatie. De effectieve participatie van collega’s aan professionalisering stijgt langzaam maar zeker. Drempels lijken soms het te brede aanbod, waarbij de vrijheid om een eigen vormingsprogramma uit te tekenen een soort keuzestress met zich meebrengt. Vaker geven personeelsleden echter tijdsgebrek aan als reden waarom ze weinig formele professionalisering volgen. De nood eraan wordt ook getemperd door de voeling die velen hebben met het werkveld, en de bagage die ze meebrengen uit activiteiten buiten het onderwijs. Niettemin ambieert LUCA om participatie aan professionalisering effectiever te stimuleren bij personeelsleden. In sommige gevallen is al gekozen om af te stappen van het vrijblijvende karakter. Deelname aan de ME(e)T LUCA-introductiedag en de ME(e)T LUCA-campusdag onderwijs & onderzoek is niet langer optioneel en LUCA verwacht eveneens van elke nieuwe docent dat ze binnen de drie jaar na aanwerving het associatiebrede certificaat didactische bekwaamheden behalen, waarvoor het LUCA-eigen digitaal onderwijsrijbewijs een opstap is.