8. Aanvulling &
verdiepende dialoog

Onderstaande teksten vormen een aanvulling op de eerdere hoofdstukken van de kritische reflectie. In deel 1 geven we meer uitleg over onze visie op onderwijs en de implementatie hiervan, deel 2 gaat dieper in op de organisatie van onderzoek binnen LUCA, met voorbeelden van projecten op elk niveau van het onderzoekscontinuum.

Tenslotte hebben de drie opleidingen die in gesprek zullen gaan tijdens het verdiepende dialoogbezoek van maart 2024 een korte introductie tot zichzelf geschreven. Dit is te vinden in deel 3.

  1. Aanvulling onderwijsvisie
  2. Aanvulling onderzoeksbeleid
  3. Opleidingsintro’s verdiepende dialogen

8.1 Aanvulling onderwijsvisie

De onderwijsvisie van LUCA zit verweven in de algemene missie en visie van de instelling. De missie stelt: “LUCA is een multidsciplinaire onderwijs- en onderzoeksomgeving” en “LUCA biedt een integrale vorming  waarbij praktijk, onderzoek en reflectie hand in hand gaan.” Zoals er één LUCA-beleidsplan is (en geen afzonderlijk onderwijsbeleidsplan) bestaan er ook maar één missie en visie, en geen aparte visie specifiek voor onderwijs of studenten. Gevraagd naar “dé onderwijsvisie van LUCA” zullen gesprekspartners dus verwijzen naar een gedeeld concept en niet naar een afzonderlijk gekende tekst of document.

Die keuze betekent dat we ons onderwijs niet organiseren in een vacuüm, maar wel in een stevig verband met de andere opdrachten van de School of Arts: artistiek onderzoek en maatschappelijk engagement. Artistieke output kan voortvloeien uit elk van deze pijlers, en vult in het geval van LUCA als het ware de oppervlakte van de gekende driehoek van decretale opdrachten “onderwijs – onderzoek – dienstverlening”.

Missie & visie LUCA School of Arts

8.1.1 Kernbegrippen

Vertrekkend van de de missie dat “studenten hun ambities maximaal ontplooien om zich elk met een eigen profiel te engageren in een creatieve maatschappij”, articuleert de visie dat LUCA “kritische studenten” wil opleiden, die zich “autonoom positioneren in de samenleving”, en dat LUCA vanuit de brede waaier aan opleidingen en campussen kansen kan bieden voor “verruiming en verdieping”.

Daarbij is de “multidisciplinaire” realiteit van LUCA een troef die we niet enkel ter beschikking willen stellen van studenten, maar die we alle studenten willen laten ervaren. Daarnaast is een “integrale vorming waarbij praktijk, onderzoek en reflectie hand in hand gaan” een noodzaak om niet alleen geëngageerde, maar ook geïnformeerde en deskundige kunstenaars (en burgers) te vormen.

De waaier van onderzoeks- en studiedomeinen én de verschillende opleidingsniveaus zorgen voor een continuüm van autonome tot toegepaste projecten en opleidingsprofielen, van uitvoerende tot creërende kunstenaars, van artistieke tot technische of ontwerpmatige output.

De consequentie van die elementen is dat binnen de opleidingen van LUCA:

  • studenten centraal staan;
  • afgestudeerden breed inzetbaar zijn in een continue veranderende beroepspraktijk;
  • onderzoek een belangrijke rol speelt en het onderwijs onderzoeksgebaseerd is.

8.1.2 De student centraal

Het centraal plaatsen van de student lijkt vanzelfsprekend, maar dit was en is in het artistiek onderwijs nog steeds niet overal ingeburgerd. Hoger kunstonderwijs kent een traditie van streven naar “artistieke excellentie”, doorgaans af te meten aan de reputatie van docenten en (een selecte groep) alumni. LUCA kiest ervoor om de student via diens ontwikkeling een zo goed mogelijk uitgangspositie te bezorgen na het behalen van het diploma.

Die keuze sluit excellentie niet uit, maar verheft ze ook niet tot (ultieme of enige) doel. Die keuze uit zich onder meer in een coachende houding bij docenten (in contrast met het traditionele ‘leerling-meester’ model), en in het gebruik van formatieve evaluatievormen en groeiportfolio’s die de progressie van een student tonen als belangrijke aanvulling op een eindevaluatie van een examen- of jurymoment. Bovendien bieden we ruime keuzemogelijkheden binnen het curriculum aan om interdisciplinair te werken (in contrast met een strenge focus op vakmanschap of craft). Studenten krijgen de kans om zelf zaken te ontdekken, met vrije ruimte die hen toelaat om eigen projecten in het curriculum op te nemen (opleidingsonderdelen uit andere opleidingen, stages of eigen artistieke projecten). Studenten nemen hiermee voor een aanzienlijk deel mee de regie van hun studietraject in handen.

Masterstudenten maken gretig gebruik van de mogelijkheden van de vrije keuzeruimte. Het overgrote deel van de studenten kiest één of meerdere opleidingsonderdelen uit een andere opleiding en één op vier gaat hiervoor naar een andere campus. Uit bevragingen blijken de bekendheid van het aanbod en praktische drempels (bv. reistijd) de grootste struikelblokken om het potentieel van de vrije keuzeruimte volledig te benutten. LUCA probeert deze drempels alvast weg te nemen door specifieke infosessies en door een vast moment in de week te voorzien waarop enkel keuzevakken georganiseerd worden.

Studenten komen dus zelf aan het roer te staan, niet alleen door keuzemogelijkheden binnen hun opleidingstraject, maar ook door het grote aanbod, dat maakt dat binnen bepaalde disciplines verschillende opleidingsprofielen kunnen bestaan, op verschillende campussen (bijvoorbeeld vrije kunsten in Gent en in Brussel) en in sommige disciplines zowel professionele en academische trajecten aangeboden worden (film-tv-video in Vorst, audiovisuele kunsten in Schaarbeek en Genk). Dat laat studenten toe om na het behalen van een eerste diploma binnen LUCA zelf een vervolgopleiding te kiezen (via een schakel- of voorbereidingsprogramma).

Ruimte voor (interdisciplinaire) keuzes staat in verhouding tot ruimte voor de eigen discipline. Opleidingen signaleren soms dat de tijd voor het eigen curriculum reeds onder druk staat. Het dient opgemerkt dat de studieomvang in Vlaanderen beperkt is tot 3 jaar bachelor en 1 jaar master (enkel de master muziek, productdesign en de educatieve masteropleidingen hebben een omvang van 120 studiepunten). Professionele bacheloropleidingen beschikken sowieso slechts over 3 jaar (180 studiepunten) om studenten klaar te stomen voor een beroepenveld.

Dit is een reden waarom de LUCA-brede keuzeruimte is ontwikkeld voor masterstudenten, en nog niet is ingebed in professionele opleidingen. In het algemeen hanteren professionele opleidingen overigens ook een andere curriculumstructuur, eveneens gebaseerd op leerlijnen, die nog niet gestroomlijnd werden zoals in de academische opleidingen het geval is. Het samenbrengen van professionele en academische opleidingen in permanente onderwijscommissies per domein (vanaf 2024) biedt kansen om curricula nog verder te verweven en de keuzewaaier voor alle studenten te verbreden.

8.1.3 Brede toekomstgerichte vorming

Hoger onderwijs heeft een maatschappelijke functie voor het collectief, maar ook een civiel effect voor het individu. Het is dan ook een logische ambitie, ook voor een School of Arts, om jonge mensen zo te vormen dat ze een actieve, waardevolle rol kunnen opnemen in de maatschappij. Zowel eigen onderzoek (Hybride kunstenaar), onderzoek in opdracht van de Vlaamse Overheid (Loont passie), als het Europese project FAST45, geeft aan dat een brede vorming daar een belangrijke bijdrage toe levert.

Het aandeel kunstenaars die leven van hun kunstproductie is heel beperkt (11% voor beeldende kunst, 20% voor regisseurs en scenaristen, 12% bij muzikanten en componisten en 10% in de podiumkunsten). Kunstenaars combineren vaak hun artistieke praktijk (autonoom of in dienstverband) met werk in bijvoorbeeld een educatieve context of in opdracht van een socioculturele organisatie. Het zijn “combi-kunstenaars”. Een bachelor of master in de kunsten dat zich enkel oriënteert op het beroepsprofiel van een artistieke, scheppende of uitvoerende praktijk is voor een grote groep dus niet de meest pertinente voorbereiding op de toekomst.

Opleidingen van LUCA zijn daarom gericht op die brede inzetbaarheid: niet enkel in het artistieke domein als scheppend of uitvoerend kunstenaar, maar ook als educator, curator of organisator, of als werknemer in de zogenaamde creatieve industrie, en nog veel breder, in niet-artistieke contexten die evengoed nood hebben aan creatief, projectmatig en probleemoplossend talent. Concreet vertaalt zich dit in een curriculum met een aantal algemeen vormende vakken en ook vele onderzoeksgebasseerde vakken die niet rechtstreeks gericht zijn op één bepaalde discipline maar op transversale competenties.

8.1.4 Onderzoeksgebaseerd onderwijs

Eén van de vier LUCA-brede leerlijnen richt zich op  ‘onderzoek & reflectie’. In 2022 voerde LUCA een bevraging uit (via online enquête en focusgroepen) bij studenten over de impact van deze leerlijn en de integratie van onderzoek in onderwijs. Een algemene conclusie uit deze bevraging is dat studenten het belang van onderzoek(svaardigheden) inzien en tevreden zijn over de implementatie van de leerlijn in zowel het curriculum als de bachelorproef, ook al beschouwen of beseffen ze niet altijd dat deze vaardigheden ‘onderzoek’ zijn. Vooral competenties zoals kritisch denken, experimenteren en reflecteren waarderen studenten enorm in de opleiding.

Het LUCA-brede personeelsbeleid stimuleert en garandeert bovendien een niveau van integratie van onderzoek in onderwijs door een deel van het personeelskader te reserveren voor onderzoekers (via de zogenaamde “mix van profielen”: het streven naar bepaalde verhoudingen tussen bijvoorbeeld docent-onderzoeker, vaste docent-lesgevers, gastdocenten…). Bijna 150 personeelsleden zijn (bezoldigd) actief in artistiek onderzoek. Dat wil zeggen dat ongeveer een kwart van wie onderwijs geeft zélf een artistieke onderzoekspraktijk heeft binnen LUCA.

De leerlijn ‘onderzoek & reflectie’ werd in aanloop naar de curriculumhervorming van de academische opleidingen gearticuleerd op bachelor- en masterniveau. Voor de bachelor gaat het om een onderzoekende houding bij het uitwerken van (artistieke) projecten, de nodige kennis van en het nodige inzicht in onderzoeksmethoden en –technieken, kritisch reflecteren over de persoonlijke ontwikkeling, het leer- en werkproces, een persoonlijke positie met betrekking tot eigen (artistiek) werk… Voor de master verschuift de focus naar een een onderzoekende en reflecterende houding en het zelfstandig opzetten en uitvoeren van onderzoek binnen en rond het artistiek werk.

8.2 Aanvulling onderzoeksbeleid

De ‘dubbelruimte’ van de geassocieerde Faculteit Kunsten (binnen de universiteit) en de School of Arts (binnen de hogeschool) is de context waarbinnen LUCA en KU Leuven het artistiek onderzoek uitbouwen.

8.2.1 Artistiek onderzoek
gezamenlijk uitbouwen

Het betreffen twee structuren, waarbinnen dezelfde mensen (namelijk de artistiek onderzoekers) tegelijkertijd actief zijn. Het beleid, dat LUCA en KU Leuven samen ontwikkelen, faciliteert en stimuleert het onderzoek, zonder te bepalen wat er wordt onderzocht of hoe dat gebeurt (inhoudelijk sturende structuren staan sowieso op gespannen voet met de academische vrijheid). De faculteit geeft artistiek onderzoekers toegang tot kanalen die anders enkel openstaan voor universitair personeel, en verder kan LUCA algemene raamwerken voor onderzoek overnemen, zoals die voor alle andere faculteiten gelden (bijvoorbeeld het beleid rond wetenschappelijke integriteit).

Eveneens zoals alle andere faculteiten behoudt de geassocieerde Faculteit Kunsten binnen de universiteit zijn inhoudelijke eigenheid. Dat wordt onder meer geïllustreerd door het doctoraatsreglement, dat bestaat uit de universiteitsbrede tekst, aangevuld met facultaire bijzonderheden.

8.2.2 Voorbeelden

Het volledige spectrum van artistiek onderzoek gebeurt binnen één gedeelde ‘dubbelruimte’ van LUCA en KU Leuven. Deze samenwerking vertaalt zich in een gevarieerd onderzoeksportfolio van vraaggestuurd praktijkonderzoek tot “fundamenteel” artistiek onderzoek.

Hieronder staan enkele voorbeelden per stadium in het continuüm. De projecttitels linken naar aparte websites waar de inhoud van de projecten getoond wordt.

Vraaggestuurd
praktijkonderzoek

Virtualapp

  • Erasmus+ strategisch partnerschap
  • Resulteerde in de BabelAR app
  • Link met onderwijs: Traject 3D

Merging minds

  • PWO-project
  • Link met onderwijs: Design for impact

iFiction

  • PWO-project
  • Link met onderwijs: Audiovisuele Technieken – TV en Film

Mobility Urban Values

  • Horizon 2020 project – societal challenges
  • Link met onderwijs: Visual Design

Toegepast &
Interdisciplinair onderzoek

HOMEDEM

  • Marie Curie Doctoral Network
  • Link met onderwijs: keuzemodule masteropleidingen

UNMUTED

  • FWO-project
  • Link met onderwijs: Muziektherapie

Parcos

  • Horizon 2020 project
  • Link met onderwijs: Beeldende Kunsten: MIND

Sustainist Gaze

  • Doctoraatsproject Kristof Vrancken
  • Link met onderwijs: Beeldende Kunsten: Fotografie

Unvoicing Migraine

  • Doctoraatsproject Mariske Broekmeyer
  • Link met onderwijs: Beeldende Kunsten & Muziek

Fundamenteel
artistiek onderzoek

Tapta: Espaces Souples

  • Impulsproject LUCA, LUCA Breakout
  • Link met onderwijs: Beeldende Kunsten: Textielontwerp & Fotografie

Exploring VR for Animation film

  • Doctoraatsproject Gert Wastyn
  • Link met onderwijs: Audiovisuele Kunsten: Animatiefilm

Fotoboek als visuele pageturner

  • Doctoraatsproject Tine Guns
  • Link met onderwijs: Beeldende Kunsten

8.3 Inleiding verdiepende dialoog

De drie opleidingen die aan bod komen tijdens de verdiepende dialoog schreven elk een korte intro tot hun opleiding, met specifieke aandacht op de vijf onderzoeksthema’s die de rode draad doorheen de gesprekken zullen vormen.

Opleidingen

8.3.1 Opleiding
Interieurvormgeving

De opleiding Interieurvormgeving is een professionele bacheloropleiding (180 studiepunten) die LUCA zowel in Gent en Brussel aanbiedt. Eén docentenkorps staat over beide campussen heen in voor één curriculum op twee locaties. Deze opleiding kende recent een sterk stijgende instroom (500tal studenten in academiejaar 2022-2023) en heeft het HR-beleid hier ook op moeten voorzien.

Integratie onderwijsvisie in de opleiding

De opleiding interieurvormgeving leidt begeesterde creatieve makers op die affiniteit hebben met zowel ontwerpen als uitvoerden. De opleidingsonderdelen situeren zich binnen vijf leerlijnen: Ontwerpen, Realiseren, Communiceren, Contextualiseren en Professionaliseren. Ontwerpen is de kern: hoe een ontwerpvraag goed beantwoorden, van concept tot uitwerking. Realiseren omvat het hands-on leren via experimenten met materialen en technieken. Communiceren focust op het reflecteren en presenteren via woord en beeld. Contextualiseren biedt achtergrond bij en reflecteert over het kader en de rol van een hedendaagse ontwerppraktijk. Professionaliseren rijkt kennis en (via de stage) ervaring aan over de beroepspraktijk en het werkveld. Gedurende het leertraject wordt de inhoud uit de diverse leerlijnen in toenemende mate op elkaar betrokken met als doel in de bachelorproef tot een synthese te komen van de aangeleerde kennis en vaardigheden.

Integratie onderzoek in de opleiding

Onderzoek en kritische reflectie vormen de basis voor een goede ontwerppraktijk. Een professionele bacheloropleiding gaat tijdens de lessen aan de slag met vraagstukken, methodes en maatschappelijke thema’s, die docenten vaak meebrengen vanuit hun beroepsactiviteiten. In het vijfde semester richt het opleidingsonderdeel “Ontwerpen onderzoek” zich op het methodisch genereren van invalshoeken voor een relevante ontwerpvraag. Op die manier bereiden studenten zich voor op hun bachelorproef waarbij ze uitgedaagd worden om op een gegeven site via een zelfbepaald programma maatschappelijke meerwaarde te creëren.

Studenten die via het intern stagebureau ‘LUCA Upstairs’ een stage opnemen, werken nauw samen met producenten en aannemers bij de ontwikkeling van concrete ontwerpvoorstellen en -uitvoeringen, gebaseerd op voorafgaand academisch onderzoek. Daarnaast vinden voortdurend kruisbestuivingen met academische onderzoekspraktijken plaats in de leslokalen, gangen en werkplaatsen van de campussen, waar onze studenten dagelijks in contact komen met werk van studenten uit de Beeldende Kunsten (LUCA) en (Interieur)architectuur (KU Leuven).

Jaarlijks participeren docenten aan PWO-projecten. Daarbij heeft de opleiding de ambitie om de projectvoorstellen in de toekomst meer toe te spitsen op specifieke leerdoelen binnen de opleiding, waar deze nu nog in hoofdzaak voortkomen uit de eigen expertise van docenten.

Studentenparticipatie

Binnen de opleiding zijn er verkozen studentenvertegenwoordigers per studiefase op beide campussen. Om de drie weken komen zij online samen met de participatiecoach. Geïnteresseerde medestudenten kunnen steeds vrij aansluiten. De participatiecoach koppelt vanuit dit overleg terug naar de opleidingsverantwoordelijken en docenten via de bestaande overlegorganen (Coördinatieteam, Buro, POC). Indien gewenst of nodig leggen de studentenvertegenwoordigers hun dossiers rechtstreeks voor op deze organen. Studenten zijn vaste leden van de POC, maar niet consistent aanwezig op alle vergaderingen.

Niettemin kunnen we spreken van een groot engagement bij de studentenvertegenwoordigers vanuit Interieurvormgeving; de voorzitter van de participatiecommissie is een student Interieurvormgeving en volgt eveneens het campusoverleg Sint-Lukas Brussel op, andere studentenvertegenwoordigers hebben deelgenomen als expert deel aan KOPERA-panels en de inbreng binnen de opleiding leidde reeds tot wijzigingen in het beleid van de opleiding (bijvoorbeeld door een herschikking van de kalender en het bijsturen van leerinhouden op vraag van studenten).

Kwaliteitszorg & evaluatie van het eindniveau

Elk academiejaar stelt de opleiding een plan op met vermelding van alle afgenomen enquêtes (oa. over de opleidingsonderdelen) en de manier waarop de resonantie met werkveld en studenten (oa. teamvergaderingen, focusgesprekken) georganiseerd wordt. De Dienst Onderwijs & Kwaliteit presenteert en bespreekt de resultaten op het opleidingsoverleg. Doordat docenten tijdens stagebezoeken naar feedback over de opleiding peilen is er een systematische en continue resonantie met het werkveld. De stagecoördinator verzamelt de antwoorden in een database en eventuele opvolging gebeurt na bespreking in de POC. Naast deze formele kwaliteitszorg is er ruimte voor informele kwaliteitszorg dankzij het laagdrempelig contact tussen de docenten en studenten (docenten zijn vlot bereikbaar). De opleiding stelt jaarlijks een actieplan op met prioritaire actiepunten, gekoppeld aan een tijdspad, en gewenste resultaten. Het actieplan verwerkt minstens de KOPERA-aanbevelingen en verbeterpunten.

De evaluatie van het eindniveau gebeurt consistent door de bevragingen van de stageplaats, alsook door de input die de opleiding krijgt van de bachelorproefjury (een groep van een vijftal externen, allen actief in het werkveld, die de afstudeerprojecten beoordelen). Het punt dat zij gezamenlijk toekennen weegt voor 40% van het eindresultaat. De overige 60% wordt gegeven door de begeleidende praktijklectoren, eveneens in samenspraak. Deze externe juryleden worden bevraagd over hun bevindingen rond onder meer de algemene kwaliteit van het gepresenteerde werk. Bovendien vinden in elke studiefase evaluaties plaats in samenspraak met externen uit de beroepspraktijk, waarbij de docent die het project begeleidde het eindpunt toekent.

Beleid naar deeltijdse docenten en diversiteit bij de medewerkers

De opleiding kiest ervoor om met docenten te werken die naast hun lesopdracht in het werkveld staan en van daaruit hun expertise in de opleiding binnenbrengen. Wanneer de onderwijsopdracht binnen LUCA niet de hoofdopdracht is, ontstaat er echter ook een spanningsveld tussen de betrokkenheid bij de opleiding en die bij de eigen praktijk. De opleiding tracht de beroepsbezigheden en de leeractiviteiten van docenten zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, onder meer door het inlassen van intensievere werkperiodes met een meer gebundelde tijdsbesteding en door docenten de kans te geven lesopdrachten te formuleren die aanleunen bij de eigen expertise, belangstelling en drijfveren.

In het studentenprofiel (zeker op de Brusselse campus) is er sprake van een grote diversiteit inzake cultuur, afkomst, nationaliteit, religie, gender en talenten. Het docentenkorps weerspiegelt deze diversiteit nog niet volledig, maar de opleiding werkt hieraan, zonder evenwel bindende quota te hanteren. Er wordt contact gehouden met alumni voor samenwerkingen (gastdocentschap, workshops, lezingen en jury’s) en bij aanwervingen beïnvloedt het streven naar een diverser docentenkorps de beslissingen. De opleiding telt eveneens een docent die het team, adviseert en remedieert rond concrete inclusieve communicatie. Onder inclusie begrijpen we ook aandacht voor de zorgzame re-integratie van medewerkers die langdurig ziek waren. Samen wordt gekeken welk tempo en welke rol hun terugkeer zo comfortabel en succesvol mogelijk maakt. Binnen het coördinatietem van de opleiding is er een docent specifiek belast om de welzijnsimpact van beslissingen in te schatten.

8.3.2 Opleiding
Beeldende Kunsten Brussel

De opleiding Beeldende Kunsten Brussel is een brede academische opleiding (180 studiepunten bachelor + 60 studiepunten master) met een diversiteit aan trajecten. De opleiding behoort tot de groep van opleidingen die momenteel als eersten het KOPERA-2.0 kader doorlopen. De opleiding verwijst logischerwijze regelmatig naar de kritische reflectie die in 2022 ten behoeve van het KOPERA-panel werd opgesteld.

Integratie onderwijsvisie in de opleiding

De opleiding Beeldende Kunsten Brussel implementeerde afgelopen jaren net zoals de andere academische opleidingen een ambitieuze en grootschalige curriculumhervorming. Zie Kritische Reflectie BK, (KR) p.7, 3.  De Domeinspecifieke Leerresultaten zijn vertaald in Opleidingsspecifieke Leerresultaten en gekoppeld aan vier LUCA-brede leerlijnen.

Een competentiematrix koppelt leerresultaten, -lijnen en opleidingsonderdelen per fase aan elkaar en vormt het uitgangspunt voor het bewaken en optimaliseren van curriculum. Omgekeerd zien we ook in elk opleidingsonderdeel (ECTS fiche, luik doelstellingen) een koppeling aan of verwijzing naar de DLR/OLR die via het specifieke opleidings-onderdeel gerealiseerd worden. Zie KR p.7, 2.2 

Integratie onderzoek in de opleiding

Zowel de bachelor- als de masteropleiding zet in op onderzoeksgericht en onderzoeksgebaseerd onderwijs. Lesgevers ontwerpen het onderwijs vanuit een onderzoeksexpertise (onderzoeksgebaseerd) en dagen studenten uit om zelfbewust met onderzoeksprocessen om te gaan (onderzoeksgericht). Veel docenten zijn actief binnen de onderzoekseenheden en onderzoeksclusters van LUCA. Binnen de onderzoekseenheid Intermedia zijn er drie onderzoeksclusters met een sterke betrokkenheid bij de opleiding Beeldende Kunsten Brussel: Photography Expanded, Mediated Environments, Deep histories fragile memories.

De opleiding zet steeds meer in op het profiel van de docent-onderzoeker die het (formele) onderzoek en de onderzoeksmethoden integreert in de lespraktijk, zowel in de praktijkvakken, in de theoretische lessen als in de hybride werkvormen. Zie KR, p.5, 1.2 

Kwaliteitszorg & evaluatie van het eindniveau

De overlegstructuur van de opleiding is een belangrijke hefboom voor de kwaliteitscultuur, waarbij de doorlopende dialoog een cruciaal element vormt. In hoofdstuk 8 van de KR beschreven we al hoe studenten en docenten in de overlegcultuur betrokken worden. Daarnaast speelt het informele overleg een belangrijke rol in de opleiding: telkens als nood of de mogelijkheid zich aandient wordt er spontaan overlegd zodat de opleiding kort op de bal kan spelen.

Beleid naar deeltijdse docenten en diversiteit bij de medewerkers

Docenten inspireren studenten vooral aan de hand van een eigen praktijk. Er zijn twee ‘types’ van lesgevers: de docent-lesgever en de docent-onderzoeker. De docent-lesgever combineert het doceren met de eigen kunst- of ontwerppraktijk en brengt zijn ervaring en bijscholing mee naar de lespraktijk. De docent-onderzoeker werkt aan zijn onderzoek en integreert dat in zijn lessen. De stijgende mobiliteit van docenten tussen verschillende campussen leidt tot een uitgebreider aanbod van expertises en visies en tot uitwisseling van goede praktijken. Het docentenkorps is momenteel nog niet voldoende divers, dit blijft een werkpunt. Zie KR, p.18, 8.

8.3.3 Opleiding
Muziek

De opleiding Muziek (180 studiepunten bachelor + 120 studiepunten master) is bij LUCA onderdeel van de bredere School of Arts, en vormt dus geen apart conservatorium. Op basis van het laatste KOPERA-rapport ging de opleiding de afgelopen jaren aan de slag met het eindoordeel ‘verbetering is noodzakelijk’ en de geformuleerde essentiële verbeterpunten.

Integratie onderwijsvisie in de opleiding

De LUCA-brede leerlijnen dienen als kader om daarbinnen de domeinspecifieke leerresultaten (DLR) te vertalen naar opleidingsspecifieke leerresultaten (OLR), zowel in de bachelor– als masteropleiding. In die zin zijn OLR, DLR en de LUCA-brede leerlijnen op elkaar afgestemd. In het opleidingsportfolio staan concordantietabellen die deze link duidelijk maken (tabel bachelor, tabel master).

LUCA Muziek heeft een lange traditie van een brede vorming als kunstenaar, voorbeelden hiervan zijn de brede muzikale basisvorming, de leerlijn kunst in context… Het idee van de hybride kunstenaar wordt vooral in het mastercurriculum gerealiseerd door het aanbieden van ateliers en minoren als toegangspoorten tot andere hoofdvakken, trajecten en afstudeerrichtingen, en met LUCA-brede keuzevakken. In de masterproef hebben studenten de vrijheid om hybride te werken, gevoed door hun inspirerende ervaringen met de keuzevakken. In de praktijk lijkt dit eerder weggelegd voor sterke studenten die enige marge hebben op hun muzikale ontwikkeling.

Integratie onderzoek in de opleiding

Leden van de onderzoekseenheid Music & Drama hebben in regel allen een onderwijsopdracht. Sinds een aantal jaar worden masterproeven enkel nog begeleid door actieve onderzoekers in de kunsten. In de praktijk gaat dat vooral over de doctorandi. De opleiding zet in op zowel onderzoeksgericht onderwijs (cf. bachelor- en masterproef) als op onderzoeksgebaseerd onderwijs.

De opleiding consulteert het werkveld structureel op de volgende wijze:

  • Via de Resonantieraad Muziek (specifiek m.b.t. compositie, directie, instrument/zang en jazz)
  • Via de Resonantieraad Educatie (voor zowel Muziek als Drama)
  • Via de intensieve contacten met de Beroepsvereniging van Muziektherapeuten (specifiek voor muziektherapie)

In het curriculum is er vooral in de master plaats voor interactie met het werkveld:

Door de vele deeltijdse aanstellingen (bijvoorbeeld bij vele docenten hoofdvak), is het werkveld in sterke mate vertegenwoordigd in het onderwijzend team.

Studentenparticipatie

Campus Lemmens heeft een lange en goede traditie van studentenparticipatie met studentenvereniging Cluster, die daarnaast ook als studentenkring fungeert. Cluster draagt in sterke mate bij tot het community-gevoel op campus Lemmens en werkt nauw samen met de andere studentenkringen in Leuven via het lidmaatschap van LOKO, de studentenkoepel van KU Leuven.

In de POC, onderliggende OC’s en het campusoverleg, zijn studentenvertegenwoordigers structureel lid. In de nieuwe POC Music & Drama is zelfs 50% van de leden een verkozen studentenvertegenwoordiger. In de praktijk blijken deze studenten wel niet allemaal structureel aanwezig te zijn. De opleiding wil hier in de nieuwe POC extra aandacht voor hebben, onder meer door inzet van de participatiecoach, die een vlot contact heeft met Cluster.

Kwaliteitszorg & evaluatie van het eindniveau

De opleidingen op campus Lemmens hebben een intensieve periode van evaluaties achter de rug. Niet enkel door de KOPERA-cyclus bij de opleidingen Muziek en Drama, maar vooral ook door de snelle opeenvolging van dossiers bij de Educatieve masteropleiding Muziek & Podiumkunsten, waar Muziek en Drama sterk bij betrokken zijn: toets nieuwe opleiding (TNO), KOPERA, accreditatie.

Deze processen werden als positief ervaren, wat ook duidelijk werd in het verslag van het KOPERA-opvolggesprek uit 2021, waar te lezen is hoe de opleiding op korte termijn is omgegaan met de feedback van het panel. Een van de belangrijkste verwezenlijkingen is de evaluatieprocedure voor eindexamens, met een briefing, beoordelingsformulier met evaluatiecriteria, juryverslag en een feedbackmoment aansluitend aan het examen.  We borgen het eindniveau van de opleiding door het consequent betrekken van externe juryleden die ons blijven uitdagen. Bij de borging van het eindniveau van masterproeven merken we op dat er meestal in termen van maxima wordt gedacht in plaats van minima.

Beleid naar deeltijdse docenten en diversiteit bij de medewerkers

De opleiding Muziek heeft een groot contingent van deeltijdse gastprofessoren, omwille van de vele aangeboden instrumenten en de jaarlijkse sterke numerieke beweging van de klassen. We maken een sterk onderscheid tussen de deeltijdse gastprofessoren en de statutaire collega’s, die sterker in het beleid en de werking van de opleiding worden betrokken.

Met betrekking tot hoofdvak-instrumenten, is er de resolute keuze om voor de grotere klassen met minstens één statutaire collega te blijven werken (met een aanstelling van minimaal 60%), bv. viool, cello, piano, saxofoon, gitaar, percussie, klarinet, zang. Zo zijn er de laatste jaren nieuwe statutaire aanstellingen gebeurd voor bv. klarinet en zang.

Op vlak van diversiteit hebben we een aantal internationale collega’s, bv. docenten hoofdvak uit Argentinië, Brazilië, China, Frankrijk, Italië, Japan, Nederland, Rusland, Taiwan en het Verenigd Koninkrijk.